Broer B moet als enig erfgenaam van zijn broer C het niet verjaarde deel van de renteverplichtingen over door C aan diens zus A schuldig erkend bedrag voldoen.

Omdat de tot de nalatenschap behorende woning met behulp van een rechterlijke machtiging is verkocht en geleverd aan een derde, wijst de rechtbank de vordering van eiser af tot toedeling daarvan aan hem.

Verwachter vordert 15 jaar na het overlijden van de erflater/insteller een boedelbeschrijving en (met terugwerkende kracht) voldoening aan haar opgaveplicht van de bezwaarde.

Kantonrechter acht het niet in strijd met redelijkheid en billijkheid dat de verhuurder een beroep doet op de vervaltermijn van artikel 7:268 BW.

Transacties tussen een nadien door haar onterfde zoon en zijn moeder zijn na haar overlijden niet vernietigbaar wegens misbruik van omstandigheden omdat dit door eisers/broers en zus onvoldoende feitelijk is onderbouwd.

Uit de feiten volgt dat erflater de betaling die hij kort voor zijn overlijden heeft gedaan aan zijn partner X, heeft verricht ter verzorging van zijn partner, zodat geen sprake is van een onverschuldigde betaling.

In geschil is de rechtsgeldigheid van een onderhands gemaakt testament. Ook gaat het hof in op de vraag of bij beschikking dan wel bij vonnis moet worden beslist.

De rechtbank ziet in het feit dat door de zoon verrichte aflossingen op een lening kort daarna werden gevolgd door opname van dezelfde bedragen, giften van die bedragen door de overledene aan de zoon.

Dat deskundigen van mening verschillen wil niet zeggen dat per definitie fouten zijn gemaakt bij het opstellen van de diverse waarderingen.

Legitimaris onderbouwt haar stelling onvoldoende dat diverse ‘spookrekeningen’ buiten de berekening van de legitimaire massa zijn gehouden.