In een zeer omvangrijk geschil oordeelt de rechtbank onder meer over het al dan niet verschuldigd zijn van de wettelijke rente bij een verplichting tot inbreng.

In kortgeding wordt vordering tot afgifte aan erven van goederen van erflater toegewezen.

Gemachtigde had niet het beheer over de financiën van de overledenen en hoeft dan ook geen rekening en verantwoording af te leggen. Ook het overleggen van eigen bankafschriften is niet aan de orde.

Er is geen sprake van een gemeenschap met voor gelijke delen gerechtigde deelgenoten, hetgeen reden is om de vordering tot gedeeltelijke verdeling door middel van afsplitsing van een stukje grond af te wijzen.

Het hof oordeelt dat geen sprake was van een (stilzwijgende) obligatoire overeenkomst dat erflaatsters woning aan haar en haar voormalige levensgezel gemeenschappelijk toebehoorde; de vermeende daaruit voortvloeiende vorderingen op de erfgenamen worden afgewezen.

Ook zonder dat sprake is van overduidelijke fouten, is een vereffenaar bevoegd om een tussentijdse uitdelingslijst in te trekken.

Na afweging van de belangen wijst de voorzieningenrechter een vordering van de executeurs tot opheffing van een door legatarissen ten laste van de langstlevende gelegd beslag op een onverdeeld aandeel in een tot de nalatenschap behorende woning af.

Hof van discipline schrapt advocaat van tableau omdat hij met diens optreden als executeur in een nalatenschap het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

Rechtbank gaat in op de omvang van de inlichtingenplicht van artikel 4:148 BW en wijst de vordering van een erfgenaam op erfgenaam/executeur tot verschaffen van inlichtingen af.

Verlies van de hoedanigheid afwikkelingsbewindvoerder leidt niet automatisch tot verlies hoedanigheid executeur. Artikel 4:171 lid 2 BW biedt geen grond voor de verlening van een testamentair vastgelegde bewindstermijn.