In een onbeheerde nalatenschap benoemt de rechtbank op verzoek van de voormalig curator van de overledene een vereffenaar.

Wegens het vermoeden van financieel misbruik en de twijfels omtrent de feitelijke wilsbekwaamheid van erflaatster ten tijde van het testeren en het daarna uit te voeren onderzoek, acht de voorzieningenrechter afgifte aan eisers van het notariële dossier van erflaatster noodzakelijk.

Niet-ontvankelijkheidsverweer gaat niet op, nu executeur tevens enig erfgenaam is. Executeur/enig erfgenaam hoeft geen rekening en verantwoording af te leggen over levenswijze/bestedingspatroon van erflater, maar wél een verklaring over een forse afname van het vermogen.

Hoge Raad bevestigt dat belanghebbenden door in samenlevingscontract af te zien van een regeling omtrent de kosten van de huishouding, niet kwalificeerden als partner in de zin van de Successiewet 1956.

Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek en getuigenverhoor teneinde de feitelijke wilsbekwaamheid van erflaatster te kunnen beoordelen, wordt toegewezen.

In diverse zaken oordeelt het hof over ingestelde vorderingen tot voortzetting van de huur na het overlijden van de huurder.

Wegens wederrechtelijke verduistering veroordeelt het hof een executeur die nalaat om de erfgenamen over hun erfgenaamschap te informeren en de nalatenschap onder zich/zijn besloten vennootschap houdt, tot een taakstraf en zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.

Omdat hun moeder haar taken als gezaghebbende ouder niet nakomt, benoemt de kinderrechter na het overlijden van hun vader een bijzondere curator.

Dat de huurder na het overlijden van de laatste vruchtgebruikster/verhuurster de huur op haar rekening en niet op die van de verhuurder voldoet, is voor risico van de huurder.

Aangezien het wettelijk vermoeden van artikel 3:34 lid 1 BW niet door tegenbewijs is ontkracht, blijft het oordeel uit het tussenarrest overeind dat de verwerping van een nalatenschap heeft plaatsgehad onder invloed van een geestelijke stoornis en dat de andere erfgenamen geen bescherming krachtens artikel 3:36 BW genieten.