Hoewel sprake is van niet-ontvankelijkheid c.q. het gevorderde moet worden afgewezen, worden – teneinde voortduring daarvan te voorkomen – de geschilpunten toch inhoudelijk beoordeeld.

Het hof volgt de stelling niet dat de door erflater aan diens partner ter beschikking gestelde gelden zijn geschonken. Die stelling is pas in appel voor het eerst ter sprake gebracht en ook overigens niet onderbouwd. De deswege ontstane vergoedingsvordering leidde een slapend bestaan en is anders dan de partner aanvoert, niet verjaard.

Erflater heeft in een onderhandse akte (als beloning voor verrichte werkzaamheden) een bij zijn overlijden opeisbaar bedrag schuldig erkend. Ondanks het ontbreken van de notariële vorm, is de schuldigerkenning niet vernietigbaar. Wel is de hoogte van de beloning bovenmatig, waardoor deze bij de berekening van de legitimaire massa deels als gift wordt gekwalificeerd.

In het kader van de uitleg van een testament kijkt de rechtbank bij gebreke aan een testamentaire bepaling over de termijn waarop de gelegateerde geldbedragen moeten worden uitgekeerd, naar een tijdsbepaling verbonden aan een ander (vruchtgebruik)legaat.

Het hof oordeelt over rekening en verantwoording, afgelegd in een nalatenschap van een in 1982 overleden erflater.

Het hof wijkt af van de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind van het LOVCKenT’ en oordeelt dat (het machtigingsvereiste) van artikel 4:193 BW in geval van een Boek 1 BW-meerderjarigenbeschermingsbewind niet van toepassing is.

Wegens het ontbreken van een uitsluitingsclausule behoort een Spaanse erfrechtelijke verkrijging tot de wettelijke gemeenschap.

Verstrijken van de vervaltermijn staat in de weg aan terugvordering door de door de rechtbank benoemde vereffenaar van de na overlijden aan de begunstigde uitgekeerde polis van levensverzekering.

Dankzij de geordende administratie en mededeling van de overledene die bekend was met zijn naderend overlijden, verleent de kantonrechter machtiging om alsnog beneficiair te mogen aanvaarden wegens een onverwachte schuld (art. 4:194a BW).

Geen memorie van grieven ingediend, erfgenamen zijn niet-ontvankelijk in hoger beroep.