De rechtbank volgt de (subsidiaire) route van artikel 3:29 BW om een 60 jaar oud hypotheekrecht ten behoeve van een inmiddels waarschijnlijk overleden persoon waardeloos te verklaren.

De rechtbank stelt verdeling vast en bepaalt dat perceel aan een van de erven wordt toegedeeld.

De rechtbank stelt de verdeling van een nalatenschap vast waarin broer A en zus B willen dat broer C meewerkt aan de verdeling van de banktegoeden van hun overleden moeder.

De rechtbank wijst diverse vorderingen (w.o. zekerheidstelling en vaststellen erfdeel) van een kind/erfgenaam in de nalatenschap van zijn meer dan dertig jaar geleden overleden vader af.

Conclusie van de A-G inzake het afwijzen door het hof van het beroep door kleinzoon van overleden huurder op huurvoortzetting.

Volgens de rechtbank is bij akte afgifte vruchtgebruik niet tevens de aan de vruchtgebruikster toekomende onverdeelde helft in de woning aan de nalatenschap toegedeeld.

Erfgenaam heeft zich gedragen als zuiver aanvaard hebbend erfgenaam waardoor de latere verklaring van beneficiaire aanvaarding nietig is.

Na verzet bevestigt de rechtbank het verstekvonnis waarin verdeling van de nalatenschap is vastgesteld.

Executeur moet onder hem berustende stukken afgeven aan erfgenamen, diverse andere stukken – met uitzondering van het voorlaatste testament – opvragen, maar omdat er geen sprake was van zaakwaarneming, hoeft hij geen rekening en verantwoording af te leggen met betrekking tot periode voor overlijden.

Executeur wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens belastingfraude en verduistering; ook is een betalingsverplichting opgelegd ter zake van het wederrechtelijk verkregen voordeel.