Erfgenaam van vruchtgebruikster krijgt opdracht te bewijzen dat vruchtgebruik door afstand teniet is gegaan; de rechtbank wijst schadevergoedingsvorderingen wegens niet verhogen van huur en achterstallig onderhoud af.

Ongehuwde partner van erflater krijgt gelegenheid haar vergoedingsvorderingen jegens hem c.q. zijn erven te specificeren en te onderbouwen.

Omdat bewijs niet is geleverd dat betaling door vader aan zoon aflossingen waren van een lening, worden deze in aanmerking genomen bij de berekening van de legitieme portie.

Op verzoek van de bezwaarde wiens erfdeel tevens onder bewind is gesteld, wordt de verwachter die door erflater tot bewindvoerder is benoemd, ontslagen wegens tegenstrijdig belang.

Zoon ontzegt partner van erflater ondanks aan haar gelegateerd woonrecht de toegang tot de woning en is deswege gehouden tot vergoeding van de schade.

Omdat de pachter/medegedaagde heeft aangeboden de percelen over te nemen tegen onverpachte waarde, verwijst de rechtbank de incidentele vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomst niet naar de pachtkamer.

Op verzoek van twee van de kinderen/erfgenamen stelt de kantonrechter het derde kind/verweerder een termijn als bedoeld in artikel 4:192 lid 2 BW.

De rechtbank houdt grensoverschrijdend erfopvolgingsgeschil aan omdat niet duidelijk is of is voldaan aan Haags Betekeningsverdrag 1965.

Hoewel hij heeft aangegeven achter de onterving van betrokkene te staan, wordt de broer op zijn eigen verzoek tot meerderjarigenbewindvoerder benoemd.

In het kader van de afwikkeling van de nalatenschappen is volgens het hof een vaststellingsovereenkomst gesloten over de afwikkeling omdat uit niets blijkt dat enig voorbehoud is gemaakt o.m. in verband met de fiscale consequenties van de regeling in brede zin.