In een verstekzaak machtigt de rechtbank een erfgenaam ex artikel 3:299 BW tot vertegenwoordigen van alle erven ter zake van het beheer over de nalatenschap, de lichte vereffening, het vaststellen van de boedelbeschrijving en de verdeling.

Het hof gaat in op de omvang van de aan (inmiddels overleden) moeder en een broer verstrekte volmacht in vaders nalatenschap en of deze mede het handelen in de effectenportefeuille omvatte, de daarover af te leggen rekening en verantwoording alsmede of broer en moeder verwijtbaar hebben gehandeld ter zake van de waardedaling van die portefeuille.

De rechtbank leidt af dat de dochter, door bij de verkoop van de woning van haar en erflaatster mede-opdracht te geven tot het overboeken van het resterend saldo naar de rekening van moeder/erflaatster, daarvan afstand heeft gedaan.

Door executeur gemachtigde is niet-ontvankelijk voor zover namens erven wordt geprocedeerd door privatieve werking artikel 4:145 BW, en niet-ontvankelijk voor zover namens executeur wordt geprocedeerd omdat testament executeur geen bevoegdheid tot substitutie toekende.

In een in 1972 opengevallen nalatenschap geeft de voorzieningenrechter machtiging tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in artikel 3:174 lid 1 BWA.

Het hof legt testament zo uit dat erflaatster haar partner heeft benoemd tot enige erfgenaam en executeur en dat dit ook geldt in de situatie dat het samenlevingsovereenkomst is opgezegd en de samenwoning noodgedwongen is geëindigd vanwege de gezondheidstoestand van erflaatster.

Conclusie van de A-G in een zaak waarin o.m. moet worden beoordeeld of bij de overdracht van een bedrijf sprake was van in aanmerking te nemen giften.

In een legitimair geschil gaat het hof o.m. in op de gestelde buitengerechtelijke vernietiging van schenkingen, de wilsbekwaamheid ten tijde van het verlijden van een notariële volmacht, de inwerkingtreding van die volmacht en de bevoegdheid tot Selbsteintritt.

Inzake de afwikkeling van de nalatenschap van een erflater die met twee zonen een tijd een maatschap heeft geëxploiteerd, stelt het hof onder meer de hoogte vast van de door een van hen te betalen vergoeding voor het gebruik van landerijen.

Bij de verdeling van een nalatenschap tussen broers en zussen mogen geen al te hoge eisen worden gesteld aan de rekening en verantwoording van het beheer door twee van hen.